Reglementering
1 december 1975 - KB houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
artikel 27. Beperkte parkeertijd
27.1.1. Elke bestuurder die, op een werkdag of op de dagen vermeld op de signalisatie, een auto, een vierwielige bromfiets, een driewieler met motor of een vierwieler met motor parkeert in een zone met beperkte parkeertijd, moet op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig een parkeerschijf aanbrengen, die overeenstemt met het model dat bepaald is door de Minister van Verkeerswezen.
Het begin en het einde van die zone worden aangeduid door een verkeersbord waaraan de zonale geldigheid wordt gegeven bedoeld in artikel 65.5 en die het verkeersbord E9a (zie foto's) en de parkeerschijf weergeeft.
27.1.2. De bestuurder moet de pijl van de parkeerschijf op het streepje plaatsen dat volgt op het tijdstip van aankomst.
Behalve wanneer bijzondere voorwaarden zijn aangebracht op de signalisatie, is het gebruik van de schijf voorgeschreven van 9 u. tot 18 u. (maandag tot en met zaterdag) en voor een maximumduur van twee uren.
Het voertuig moet de parkeerplaats verlaten hebben uiterlijk bij het verstrijken van de vergunde parkeerduur
Uitzonderingen
De beperkte parkeertijd zoals bepaald in het hoofdstuk van het GAS reglement is niet van toepassing op de voertuigen die geparkeerd staan voor de inrij van eigendommen en waarvan het inschrijvingsteken van het voertuig leesbaar op die inrij is aangebracht.
De beperkingen van de parkeertijd gelden niet voor de voertuigen die gebruikt worden door personen met een handicap wanneer de speciale kaart is aangebracht op de binnenkant van de voorruit of, als er geen voorruit is, op het voorste gedeelte van het voertuig.