Inleiding
Straatnamen zijn zo oud als ... de straat en verwijzen vaak naar een ver en vergeten verleden. De Ichtegemse erfgoedwerkgroep geeft daarom graag uitleg bij heel wat van onze straatnamen in de 21ste erfgoedbrochure. Op deze pagina staan de straatnamen uit deze brochure alfabetisch opgelijst om nog toegankelijker informatie over een straatnaam te kunnen opzoeken.
Als je een straatnaam aanklikt, zal er een blokje tekst openschuiven met de uitleg bij die straatnaam. Ben je op zoek naar een specifieke straat? Dan kun je 'ctrl + f' gebruiken om een zoekbalk op te roepen en je straatnaam daar te typen.
Je zult merken dat veel straatnamen onvermeld zijn gebleven. Dat zijn vooral straten die in mindere mate uitleg vereisen of die voortkomen uit meer recente tradities. Tijdens de jaren 50 tot 70 van de vorige eeuw was het de eerder inspiratieloze gewoonte om vogel-, bloem- of boomnamen aan straten te geven. In Ichtegem werd in 1977, naar aanleiding van de gemeentefusies, zo’n bloemenwijk wegens duplicaten in Eernegem omgedoopt tot een schilderswijk en later is in Eernegem de schrijverswijk tot stand gekomen. Deze figuren komen allemaal uit het Vlaamse verleden en hebben geen specifieke band met onze gemeente. Wie meer wil weten over bijvoorbeeld August Vermeylen of Constant Permeke kan altijd het internet raadplegen. Ook straatnamen waarvan de functie vandaag nog altijd duidelijk is, krijgen geen uitleg. Zo zal je bijvoorbeeld vergeefs zoeken naar Stationsstraat, Sportlaan of Dorpstraat. Ook straatnamen die verwijzen naar andere gemeenten worden niet besproken. De beperkte ruimte van een leesbare brochure heeft tot deze keuze geleid. De geschiedenis van de Diksmuidebaan, Oostendesteenweg en Torhoutbaan wordt wel uitvoerig beschreven in Erfgoedbrochure 18: Het vierde barrierehuys en De Engel.
De aandachtige lezer zal verder vaststellen dat voor sommige straatnamen geen grondige uitleg werd gevonden. Als iemand wel weet hoe die straten aan hun namen komen, mag die ons daar altijd over inlichten via cultuur@ichtegem.be. In een latere editie wordt dat dan eventueel aangevuld. Specifiek gaat het over volgende straatnamen: Boussemareweg, Glazenstraat, Bekeputstraat, Blindenstraat, Boomgaardstraat, Rondomstraat, Vinkensveldstraat, Hogebos, Hoefijzerstraat en Keibergstraat.
Wie alle vermelde straten wil situeren, kan zich behelpen via het stratenplan. De heel recente namen zal je daar mogelijks nog niet in terugvinden, maar bij een eerstvolgende actualisatie worden deze dan verder aangevuld.
Klik hier om alle erfgoedbrochures te bekijken!
Klik hier om het digitale stratenplan te bekijken!
De Abdijstraat, de Sint-Amandusstraat en de Priorijstraat zijn drie zijstraten van de Sint-Bertinuslaan en verwijzen allen naar de vroegmiddeleeuwse kerkelijke situatie in onze omgeving. Rondreizende missionarissen zoals Amandus, Eligius en Willibrordus verspreidden in de 7de eeuw het christelijk geloof. Samen met de buurgemeenten Aartrijke, Bovekerke, Eernegem en Koekelare behoorde Ichtegem in die tijd tot “de villa Cockenlare”. Tussen 637 en 822 werd deze ‘villa’, een grote landbouwnederzetting, geschonken aan de Sint-Amandusabdij van Saint-Amand-les-Eaux in Frans-Vlaanderen. In 1026 schonk Harduinus, bisschop van Doornik, het altaar van Hettingeem (Ichtegem) aan Rodericus, de abt van de Sint-Bertinusabdij in Sithiu (Saint-Omer), waaraan Ichtegem via de ondergeschikte priorij van Poperinge verbonden was. Vanaf 1960 zijn de eerste Ichtegemse sociale woningen bewoond in de Abdijstraat en langs een gedeelte van de Sint-Bertinuslaan. De bewoning in de Sint-Amandusstraat en de Priorijstraat is er vanaf 2001.
De naam Achterstraat is relatief recent en duikt voor het eerst op in de volkstelling van 1900. In 1845 wordt deze weg nog de “Leegeweg” genoemd, en in het landboek van 1699 maakt hij deel uit van de “Straete loopende van Midtsweghe naer de Waetervalle”. Volgens het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal van Van Dale verwijst een achterstraat naar een straat die achter de hoofdstraat ligt. In Eernegem loopt deze straat min of meer evenwijdig aan de Aartrijkestraat.
De naam Akkerbeekstraat verwijst naar de Akkerbeek, een beek die ontspringt ten westen van de Aartrijkestraat en ten zuiden van de Daliastraat. De beek stroomt, inmiddels ingebuisd, ter hoogte van de Akkerbeekstraat onder de Stationsstraat door en mondt uit in de Engelbeek, nabij de vroegere mote langs de Ganzestraat.
Vlaskoopman Alfons Pierloot (Eernegem, 1877 – Sint-Andries, 1944) wordt in 1911 na een hevige verkiezingsstrijd tussen een katholieke lijst en een liberale lijst met enkele afgescheurde katholieken de liberale burgemeester van het dorp. In 1912 laat hij een gasleiding aanleggen in het dorpscentrum. Pas tegen Eernegemkermis 1913 wordt deze moderne openbare verlichting in gebruik genomen. Op dat moment zijn al 297 huizen op het gasnet aangesloten. Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog vlucht Pierloot naar Sluis. Na de oorlog keert hij niet terug naar Eernegem maar vestigt zich in Sint-Andries. Op 9 januari 1920 dient hij zijn ontslag in als burgemeester. Zie ook Erfgoedbrochure 19: ‘Hoofdmannen en burgemeesters van Eernegem’.
In 1925 wordt langs de Fabriekweg het groentenconservenbedrijf Alibel (“Alimentaire Belge”) opgericht. Er wordt zelfs een treinspoor aangelegd dat rechtstreeks tot op het bedrijventerrein loopt. De fabriek heeft een internationale afzetmarkt. Om de werknemers ook in de winter aan het werk te houden, begint men aanvankelijk met de productie van pralines en koeken, en later wordt er ook vlees verwerkt. Met zijn drie afdelingen geeft het bedrijf werk aan 28 mannen en 83 vrouwen in een periode van werkloosheid in Eernegem. In 1950 sluit de fabriek, die inmiddels door Marie Thumas uit Mechelen is overgenomen, definitief haar deuren. Tegenwoordig is op deze locatie het distributiecentrum van Fresh Spegelaere gevestigd.
Voor 1884 bestaat de Arthur Coussensstraat nog niet. De hofplaats van de boerderij, herberg en brouwerij De Somme grenst destijds aan de tuin van notaris Pieter Vansieleghem-Debrouckère, waar nu de huidige pastorie staat. Vanaf de markt leidt de route op dat moment richting Torhout en Kortemark via sentier 21, ook wel de Reygerwegel genoemd. Het begin van deze wegel, gelegen aan de westkant van herberg De Somme, komt overeen met de huidige Klokkenluidersstraat. De plannen om de ‘kassijde’ aan te leggen, een geplaveide weg vanaf de dorpsplaats in Ichtegem naar Kortemark, worden vanaf 1880 definitief besproken. De straat krijgt later haar naam ter ere van de Vlaamsgezinde priester-schrijver Arthur Coussens (Tielt, 1883 – Ichtegem, 1926). Tijdens de Eerste Wereldoorlog is Arthur Coussens actief als aalmoezenier-brancardier in Calais. Na een gasaanval houdt hij een longkwaal over. In 1922 wordt hij onderpastoor in Ichtegem, waar hij tot zijn overlijden op 44-jarige leeftijd woont. Hij ligt begraven op de begraafplaats van Ichtegem, gelegen langsheen de straat die zijn naam draagt.
Om de kerkwegels en aardewegen in de wijken te onderhouden, koopt het gemeentebestuur in de vorige eeuw enkele vrachtwagens met ‘asche’ aan. Hiermee worden putten gevuld en wegen waar nodig verhard. Ook de bevolking draagt haar steentje bij door de inhoud van de aslade uit hun kachels over de wegen te strooien. Zelfs half uitgebrande steenkool, de zogenaamde ‘sintels’, belandt op deze manier op de aardewegen.
De oudste vermelding van de naam Bekeputten dateert uit 1902. In datzelfde jaar wordt ook de naam Bekeputstraat genoemd. Dit weggetje loopt vanuit de Mitswegestraat in de richting van de Engelbeek, maar stopt een eind van de beek vandaan. Waar de naam “Bekeput” vandaan komt, is onduidelijk. Op oudere kaarten wordt deze naam niet vermeld, en ook in het landboek van 1699 komt ze in die omgeving niet voor. Bovendien is er in die periode geen sprake van putten of vijvers in de buurt.
De naam Bellebos heeft een middeleeuwse oorsprong. Ten noorden van de kerk en ten westen van de Westkerkestraat bevindt zich een grote boerderij die in de 14de eeuw de naam Goed ter Belle krijgt, omdat de eigenaar van deze herenhoeve ridder Zeger van Belle is. Ten oosten van de Westkerkestraat ligt zijn jachtgebied – men spreekt in de bronnen van een “coninewarande” – dat bij het goed hoort. Historisch strekt dat jachtterrein zich uit over waar je nu de Eikenlaan en de Belleboslaan hebt. In de volksmond heeft heel dat gebied de naam Bellebos gekregen, maar is bij de straatnaamgeving in de jaren 70 maar voor een deel ervan behouden.
Deze straat vormt samen met een deel van de Panoramastraat de historische grensweg tussen Koekelare en Ichtegem en wordt al vermeld in 1549. De straat ligt met zijn 42 meter nog iets hoger dan de Heuvelstraat.
De Bevrijdingsweg, Dorpstraat en Zerkegemstraat vormen lange tijd één geheel. Vanaf het einde van de 18de eeuw krijgt de weg sporadisch afzonderlijke vermeldingen: “Straete van Roxem molen naer Bekeghem Dorp” (1797) en “Weg van Westkerke naer Bekeghem” (1819). Ook in de eerste helft van de 20ste eeuw wordt Dorpstraat (1901) gebruikt, al treffen we in die periode ook alternatieve namen als Oudenburgstraat (1922), Molenstraat (1932) en Molenweg (1949) aan. In 1946 besluit de gemeenteraad de door de oorlog beschadigde weg te herstellen en te hernoemen naar Bevrijdingsweg; dit als eerbetoon aan de Canadese regimenten die begin september 1944 hun kampen hadden opgezet langs de Zeeweg aan de Watervalle en de Witte Molen in Roksem.
De dreef maakt deel uit van het gebied in de omgeving van het kasteel Rosendahl. Ze is nog gedeeltelijk afgezoomd met rode beuken. De drevenstructuur werd aangelegd door de adellijke familie de Crombrugghe-de Looringhe in de tweede helft van de 19de eeuw.
De Biezestraat maakt in de middeleeuwen deel uit van de “Wijnendaelestraete” die het kasteel van Wijnendale met de Moerdijkvaart verbindt. Door de aanleg van de Theresiaanse steenweg van Wijnendale naar Oostende wordt die verbinding overbodig. In de 19de eeuw spreekt men tot 1871 over de Oude Ichtegemstraat. De naam Biezestraat vinden we voor het eerst terug in 1874. De Flou kent in zes gemeenten dergelijke straatnamen, die allemaal niet ouder zijn dan de 19de eeuw. Een bies is een dunne, tot drie meter hoog opschietende waterplant, die zich bijzonder leent tot allerlei vlechtwerk, onder andere voor matten en stoelzittingen. Ook bestaat er een plant, die lokaal bies wordt genoemd, die groeit op braakliggende of niet bewerkte landerijen.
In de periode tussen de twee Wereldoorlogen is dit plein het terrein waar Charles Jonckheere een boomzagerij leidt. Het bedrijf telt in de jaren 20 een tiental werknemers. De permanente aanvoer en aanwezigheid van boomstammen die in stapels lagen te drogen op die plaats, heeft de mensen doen spreken van het boomplein. Ook op het Molendorp was er vroeger een ‘boomplein’.
Deze weg is het oostelijke deel van een oude verbindingsweg, “eenen landtwech die compt van Waetervalle en loopende naer de Oude Vivere” (1540). Het westelijke deel is een landweg tussen de huidige Doornhoekstraat en de Leegstraat en wordt rond 1990 grotendeels gedempt en beplant. Het zogeheten “Straetyen” (ca. 1820) maakt in de 19de eeuw deel uit van de Veldstraat (zie Doornhoekstraat) en krijgt kort na de eeuwwisseling een afzonderlijke vermelding als Tweede Veld(straat) (1910). Bij de gemeentefusie wordt omwille van de gelijkenis met de toenmalige Veldstraten in Eernegem en Ichtegem de naam gewijzigd naar Bosstraat (1977), verwijzend naar het bosje op het einde van de straat.
Boudewijn Vandervennet (Eernegem, 1920 – 1968) is een advocaat, die van 1949 tot 1968 burgemeester in Eernegem is geweest. In 1950 kan hij de elektrische openbare verlichting in gebruik stellen. Hij realiseert in de jaren 50 met de Emiel Coolslaan en Julien Boedtslaan een eerste woonwijk. In de jaren 60 volgen nog de ‘s Gravendriesschelaan, Rozenlaan, Tulpenlaan en Ferdinand Depuydtlaan. In 1958 laat hij de oude pastorie tot gemeentehuis verbouwen, waarmee hij voor een grondige dorpskernvernieuwing zorgt. Ook de gemeenteschool wordt uitgebreid en vernieuwd. In 1964 geeft hij het startsignaal voor de uitbouw van een waterleidingnet. In de gemeenteraad van 15 februari 1996 wordt deze straatnaam goedgekeurd. Zie ook Erfgoedbrochure 19: ‘Hoofdmannen en burgemeesters van Eernegem’.
Deze doodlopende straat dankt zijn naam aan de wijk de Bourgogne. In 1393 koopt de Eernegemnaar Pieter Heins het grafelijk leengoed – vandaag Streulestraat 34 – dat zich in die tijd uitstrekt tot aan de vaart. De nieuwe eigenaar is ambtenaar in dienst van Filips de Stoute, hertog van Bourgondië. Hij geeft zijn nieuwe bezit de naam Goed te Bourgogne. Bourgogne wordt later ook de naam van de aangrenzende vaart en van de wijk die langs de Westkerkestraat niet ver van dat goed ontstaat. De straat krijgt in de gemeenteraad van 19 november 1960 officieel zijn naam.
Dit is een oude “lantwech ofte vuijtwech” die al in de middeleeuwen een afgelegen hofstede verbindt met de huidige Stationsstraat. De Flou vindt de oudste vermelding van de wijknaam Boussemare pas in 1846. Vermoedelijk komt die naam van twee broers Boussemaere die zich in de 17de eeuw vanuit Aartrijke in die omgeving als landbouwer vestigen. Karel bewerkt tussen 1669 en 1678 een boerderij van ongeveer 12,5 hectare. De hoevegebouwen liggen ten oosten van de Waterstraat, maar zijn landbouwgrond grenst ook aan de noordkant van de huidige Stationsstraat. Broer Jan bewoont tot zijn overlijden in 1694 een hofstede langs de huidige Boussemareweg.
De Brouwerijstraat is een korte straat vanaf de Koekelarestraat naar de Swolstraat zonder woningen en verwijst naar de huidige Brouwerij Strubbe die in 1854 wordt opgericht met de naam De Maeght van Ghent. Op deze site is er tussen 1781 en 1854 een linnenblekerij.
Beide namen verwijzen naar de Ichtegemse huisdokter Franciscus Aloïs Bruwier (1857-1939). Tussen 1965 en 1980 zet het gemeentebestuur in op dorpskernvernieuwing. Door de aankoop van gronden, de sloop van verkrotte woningen, onteigeningen en verkavelingen ontstaat er ruimte voor de bouw van ‘goedkopere woningen’ en een nieuw gemeentehuis.
In 1898 koopt dokter Bruwier de hoeve het Traphof, terwijl hij in zijn kasteel Ten Rooden Steene aan de Koekelarestraat woont, waar ook zijn praktijk gevestigd is. Door zijn vriendschap met Albrecht Rodenbach en als oud-student van het Klein Seminarie in Roeselare en de universiteit van Leuven, wordt hij lid van de Swighenden Eede, een geheim schrijversgenootschap van West-Vlaamse flaminganten onder leiding van Hugo Verriest.
Volgens overgeleverde verhalen wilde Bruwier de hofplaats van het Traphof volledig verbouwen en er een kliniek oprichten, maar dat plan bleef een droom. In plaats daarvan bouwt hij huizen en verbouwt hij de stallingen, wat resulteert in dertien woonhuizen—mogelijks een vroege vorm van sociale woningbouw in Ichtegem. Zo ontstaat de Bruwiersteeg, in de volksmond “De Gerre”.
Hoewel Bruwier in april 1919 door de krijgsraad in Brussel wordt veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf wegens zijn lidmaatschap van de Gouwraad van West-Vlaanderen en de door de Duitse bezetter gesteunde Raad van Vlaanderen, houdt het gemeentebestuur hier bij de naamkeuze geen rekening mee. Zie ook Erfgoedbrochure 15: ‘Over gemeentehuizen en dorpskernvernieuwingen in centrum Ichtegem’.
In een 16de eeuwse Ommeloper, een oud kadastraal register, vinden we een beschrijving van een “lantwegh lopende van ‘t Capellevelt naar den Oude Vyvere” (1540). Met het Capellevelt (begin huidige Zerkegemstraat) en de Oude Vyvere aan de uiteinden, grenst de weg aan een historisch veldgebied in het zuidoosten van Bekegem. Dit ‘veld’, in de 12de eeuw gekend als een “uutvanc” (1195), is een lappendeken van heide, aangelegde bossen en (viskweek)vijvers.
De weg krijgt door de eeuwen heen verschillende namen die verwijzen naar dit toponiem, waaronder “Veltstraete” (1698), “Weg van de Oostendsche Vaert naer ’t Veld” (1819) en “Veldstraet” (1844). Hoewel uitzonderlijk ook “Oude Vyverstraete” (1815) en “Duneweg” (1822) worden vermeld, blijft Veldstraat (1901) de gangbare naam tot begin 20ste eeuw. Vanaf 1906 wordt de benaming Doornhoek gebruikt voor een klein gehucht aan de Bourgognebeek. Er wordt algemeen aangenomen dat het een samenstelling is van ‘doornhaag’ en ‘hoek’ in de betekenis van een afgelegen wijk. Toch verwijst een andere vroege vermelding “D’Hoorn Hoek” (1901) naar de naam van een herberg genaamd D’Hoorn of De Hoorn. In elk geval verschijnt na de aanleg van een grindweg in 1929 de naam Doornhoekstraat. De verwijzing naar het ‘veld’ blijft nog tot de gemeentefusie behouden in de naam van de twee zijstraten (zie Bosstraat en Tuinstraat), maar sindsdien is het toponiem uit de Bekegemse straten verdwenen.
De, samen met de Zeeweg, oudste straatnaam van Bekegem, vinden we voor het eerst terug in de 15de eeuw. De “Dunewegh” (1474) of “Duynewegh” (1698), loopt van het Capellevelt (zie Doornhoekstraat) naar de “Hooghe Dijcx”, het oude duingebied in Roksem, tegenwoordig het natuurreservaat Hoge Dijken. De schrijfwijze van de straatnaam evolueert in de 19de en de 20ste eeuw van “Duneweg” (1822), over Duineweg (1844) en Duinenweg (1910), tot Duinestraat (1977).
Na het onverwachte overlijden van burgemeester Justin Boedts op 30 juli 1906 volgt handelaar Emiel Cools (Eernegem, 1865–1933) hem op. Onder zijn bestuur wordt het gasdossier voorbereid, maar daarvan kan hij de vruchten niet plukken. In 1911 verliezen de katholieken de verkiezingen van een lijst met liberalen en afgescheurde katholieken, waarmee een einde komt aan zijn burgemeesterschap. De laan met zijn naam dateert van 1954. Zie ook Erfgoedbrochure 19: ‘Hoofdmannen en burgemeesters van Eernegem’.
De straatnaam verwijst naar de wijknaam De Engel. De oorsprong van de oorspronkelijke naam ‘Den Inghele’ blijft echter onduidelijk. Volgens geraadpleegde bronnen kwamen in de 17de en 18de eeuw in verschillende gemeenten, zoals Aartrijke en Leffinge, herbergen voor met de naam Den Inghele. Anderen suggereren dat de naam verwijst naar de hoeken (of ‘angle’ in het Engels) van dit kruispunt, wat ook een plausibele verklaring zou kunnen zijn. Zie ook Erfgoedbrochure 18: ‘Het vierde barrierehuys en De Engel’.
De naam Ermietshoek is afgeleid van het woord ‘heremieten’ of ‘kluizenaars’, die vooral in de middeleeuwen bekend waren. Twee belangrijke locaties uit die tijd die verband houden met de heremieten zijn het Cellebos in het Wijnendalebos en de Sint-Winokskapel, gelegen bij het kruispunt van de Kortemarkstraat en Ruidenbergstraat. Deze kapel had een kluis, en het was gebruikelijk dat heremieten in de buurt van zo’n kapel verbleven om de heiligdommen te onderhouden. Of de woning van een heremiet in de buurt van de Ermietshoek heeft gestaan, is niet bekend. Ook in het Cellebos zou een hermitage of kluizenaarswoning hebben gestaan. Voor de aanleg van de Kortemarkstraat in 1886 was de Ermietshoek, samen met de Fazantstraat en de Jagerstraat, de belangrijkste verbindingsweg naar Kortemark (Chemin nr. 10).
De weg die via de Stationsstraat naar de ingang van de vroegere Alibelfabriek (zie ook Alibelstraat) leidt, wordt al in 1929 de Fabriekstraat genoemd. Vandaag spreekt men van Fabriekweg.
In de jaren 60 van de vorige eeuw wordt het land waar nu de Ferdinand Depuydtlaan doorheen loopt, verkaveld. Het westelijke deel van dit terrein is in handen van de nakomelingen van de 19de-eeuwse Eernegemse notaris Ferdinand Depuydt (Vladslo, 1807 – Eernegem, 1874). Ferdinand Depuydt begint zijn carrière als notarisklerk in Ichtegem en wordt in 1852 notaris in Eernegem. Na zijn ontslag op 4 oktober 1872 wordt hij opgevolgd door zijn zoon Delphinus, die kort daarna in 1874 als notaris naar Gistel verhuist. De nakomelingen van Ferdinand Depuydt zijn bereid hun bezittingen in Eernegem te verkopen voor de nieuwe verkaveling, op voorwaarde dat de naam van hun voorvader aan de nieuwe straat wordt gegeven.
De naam wordt voor het eerst vermeld in een verslag van de gemeenteraad op 6 december 1958 en verschijnt daarna in de kiezerslijst van 1962-1964. Van 1937 tot de jaren 50 van de 20ste eeuw staat op de hoek van de inrit van de Flandriastraat en de Mitswegestraat (nu huisnummer 77) herberg Flandria, uitgebaat door Martha Jonckheere, de vrouw van Achiel Tyvaert. Dit café geeft zijn naam aan de weg.
Deze gekasseide straat loopt van de Diksmuidebaan tot aan de Zuster Clarastraat en strekt zich verder uit ten zuiden, tot aan het Wijnendalebos. Aan de rand van dit bos bevindt zich de Roopijpfontein, ook wel bekend als ‘t Fonteintje. Deze fontein is al te zien op de kaart van Pieter Pourbus uit 1571. Op de Ferrariskaart (1770-1778) wordt de bron aangeduid als Fontaine de Wijnendaele.
Het eerste deel van de Ganzestraat, samen met de Meersenstraat, heet in 1430 “Broucstraete” omdat de weg naar de Eernegembroeken loopt. In 1533 verschijnt voor het eerst de naam “Banebeekstraete”. Op een kaart uit 1666 staat het deel voorbij de Meersenstraat tot aan de Waterstraat al vermeld als Ganzestraat, terwijl het verdere traject dan nog bij de Jokweg hoort. De naam Ganzestraat komt in veel gemeenten voor en verwijst vermoedelijk naar de ganzen die op boerderijen langs de weg als erfbewakers dienen.
Gilbert Debreuck (Elverdinge, 1936 – Eernegem, 2007) vestigt zich in 1965 in Eernegem als secretaris van de Bond Moyson en wordt actief in de gemeentepolitiek voor de BSP (Belgische Socialistische Partij). In 1976 wordt hij verkozen in de gemeenteraad van Ichtegem en daarna is hij er burgemeester van 1983 tot 1998. Onder zijn bewind wordt het troosteloze stationsplein van Eernegem tot een mooi park herwerkt en worden verschillende projecten gerealiseerd, waaronder zaal De Kouter in Bekegem (1991), het containerpark in Eernegem (1991), de buitenschoolse kinderopvang (1995), de openbare bibliotheek (1993) en zaal De Ster in Ichtegem (1997).
De oorsprong van de naam Glazenstraat blijft een raadsel. Deze doodlopende weg, die aan de westkant uitkijkt op een blinde muur van de Alibelfabriek, wordt voor het eerst vermeld op 10 maart 1933 in een verslag van het schepencollege. Op die datum krijgt het gezin Jules Deschacht-Verleye toestemming om er een huis te bouwen.
De wijk Halve Barriere ontstaat langs de Oostendesteenweg, op het kruispunt met de Stationsstraat en de Leugenboomstraat. De weg van Oostende naar Wijnendale, aangelegd in 1765-66, is oorspronkelijk een tolweg met vier tolhuizen, waaronder op de Moerdijk en de Engel. Omdat reizigers ter hoogte van het kruispunt naar Eernegem de tol ontwijken via parallelle zandwegen, wordt tussen deze twee bestaande posten een extra tolhuis gebouwd. Dit ligt halverwege de derde en vierde ‘barrière’, wat leidt tot de naam Halve Barriere. Wanneer men in 2010 op zoek is naar een naam, wordt gekozen voor Halve Bareelstraat.
Hector Olleviers (Dudzele, 1837 - Eernegem, 1897) is de eerste universitair geschoolde dokter in Eernegem. Bij zijn aankomst krijgt hij meteen te maken met epidemieën van pokken, tyfus en cholera (1865-1868). In 1872 wordt hij verkozen tot gemeenteraadslid en na het overlijden van burgemeester Daras op 12 april 1884 volgt hij hem op. Na de schoolstrijd zorgt hij via een ingewikkelde constructie dat het onderwijs volledig in katholieke handen blijft: de meisjesschool van de zusters wordt de gemeenteschool, terwijl de katholieke jongensschool een plek krijgt in de gemeentelijke lokalen aan de Westkerkestraat. Zie ook Erfgoedbrochure 19: ‘Hoofdmannen en burgemeesters van Eernegem’.
Deze landelijke straat met weiden en akkers komt uit op de Korenstraat. De naam verwijst mogelijk naar het reliëf in het terrein (31 m) en maakt deel uit van het plateau van Wijnendale.
De naam Hoogwegel verschijnt voor het eerst in de bevolkingsboeken van Eernegem op het moment dat timmerman Prosper Sabbe, de vader van de latere “Suisse” Lucien Sabbe, er zich in 1905 vestigt. De weg stijgt geleidelijk van 8,2 meter boven de zeespiegel aan de Westkerkestraat tot 8,9 meter op het kruispunt met de Sint-Sebastiaanstraat, de Emiel Coolslaan en de Julien Boedtslaan. Dit kruispunt is het hoogst gelegen punt in die omgeving. Tijdens de gemeenteraad van 18 december 1954 wordt de straat omgedoopt tot Hoogstraat, maar in de kiezerslijst van 1962-64 staat ze officieel vermeld als Hoogweg.
Hugo Verriest (Deerlijk, 1840 – Ingooigem, 1922) was priester, schrijver, dichter en redenaar en speelde een belangrijke rol in de Vlaamse beweging. Van 1867 tot 1877 gaf hij les aan het Klein Seminarie in Roeselare, waar onder andere de Ichtegemse dokter Aloïs Bruwier, Albrecht Rodenbach en pater Constant Lievens tot zijn ‘wonderklas’ behoorden (zie ook Dokter Bruwierlaan en Dokter Bruwierplein). In 1880 richtte Verriest het geheime eedverbond de Swighenden Eede op, dat Vlaamsgezinde studenten ondersteunde. De leden legden zwijgplicht af en vergaderden tweemaandelijks bij een van hen thuis. Soms gebeurde dit in een boomgaard, waardoor ze zichzelf ook de Ridders van de Groene Tente noemden.
Jokken is een oud West-Vlaams werkwoord en betekent aan elkaar verbinden. Een jokweg is een verbindingsweg tussen twee grotere straten. De Jokweg sluit in het oosten aan op de “Wijnendaelestraete”, die oorspronkelijk de verbinding tussen het kasteel van Wijnendale en de Moerdijkvaart mogelijk maakte. De Biezestraat, de Waterstraat, een stukje van de Ganzestraat en de dreef langs de Vanderheydenkapel zijn daar nog restanten van. De Jokweg komt tot voor de aanleg van de Oostendesteenweg tot aan het kruispunt met de Waterstraat. In het westen komt de Jokweg uit op de straat van de Leugenboom naar Gistel. De oudste vermelding van de straatnaam vinden we in een boek met renten van de dis van Ichtegem uit 1466 terug.
Beeldhouwer Josué Dupon (Ichtegem, 1864 – Antwerpen, 1935) wordt geboren op de Reiger, in de buurt van de 'Slunshoek'. Net als de andere gezinnen in de omgeving is armoede er troef. De kinderen maken bezems, houten schoppen en ander gereedschap om het karige loon van de kroostrijke familie aan te vullen. De onderpastoor moedigt hen aan om de kunstacademie in Roeselare te volgen. Josué slaagt hierin en wordt leraar aan de Stedelijke Academie in Antwerpen. Hij maakt vooral bronzen en ivoren dierenbeelden, expressionistische beelden van vrouwelijk naakt en medailles. In 1891 wint hij een gouden medaille voor de monumentale beeldengroep ‘Samson doodt de leeuw’ en eindigt hij als tweede in de Romeprijs voor beeldhouwkunst. In 1923 ontwerpt hij het Ichtegemse monument voor de gesneuvelden, met Karel Van Tyghem, een oudstrijder uit de Eerste Wereldoorlog, als model voor het beeld ‘De soldaat’. Dupon bouwt het trendy herenhuis De Reyger in de Antwerpse wijk Zurenborg, waar het wapenschild van Ichtegem nog steeds in een brandglas te zien is en een stenen reiger de nok van het huis siert. Josué Dupon sterft in zijn huis in Antwerpen. Zie ook Erfgoedbrochure 12: ‘Kunst en kunstenaars in openbaar domein’.
Jules Vanhevel (Koekelare, 1895 – Oostende, 1969) is een beroepsrenner uit Ichtegem, actief van 1919 tot 1936. Hij staat bekend als de "As der Azen" en de "Campionissimo der flandriens". Vanhevel woont op de Engel in Ichtegem en is gehuwd met Esther Slabbinck. Naast vele andere grote koersen, wint hij onder meer de Ronde van Vlaanderen, de Ronde van België en Parijs-Roubaix en wordt hij twee keer Belgisch kampioen. Daarnaast is hij ook een uitmuntende pistier en voegt hij de eerste zesdaagse van Brussel in 1924 toe aan zijn erelijst. In 1936 neemt hij afscheid van het wielerleven en opent daarna een succesvolle fietsenwinkel in Oostende. Zie ook Erfgoedbrochure 9: ‘Een greep uit het rijke wielerverleden’.
Hoewel de katholieke lijst van notaris Julien Boedts (Eernegem, 1878 – Eernegem, 1949) in 1921 de absolute meerderheid behaalt, kiest Boedts ervoor om een coalitie te vormen met de liberalen van Joseph Vansieleghem. Deze samenwerking blijft bestaan tot na de verkiezingen van 1946. De belangrijkste verwezenlijkingen onder zijn leiding zijn de verbouwing van de gemeenteschool (1921), de uitbreiding ervan (1931), de elektrificatie van de gemeente (1930-1932), de aanleg van een nieuw kerkhof in de Kerkhofstraat (1934) en de organisatie van huisvuilophaling (1938). Op 18 april 1941 wordt hij door de Duitse bezetter uit zijn functie gezet, maar na de oorlog wordt hij opnieuw in zijn ambt hersteld. In de gemeenteraad van 18 december 1954 wordt de straat officieel naar hem vernoemd. Zie ook Erfgoedbrochure 19: ‘Hoofdmannen en burgemeesters van Eernegem’.
De oudste vermelding die De Flou terugvindt, dateert van 1902 en verwijst naar de huizen bij en ten zuiden van de kruising van de Kapelleweg en de Daliastraat. In de jaren 80 van de vorige eeuw wordt bij dat kruispunt een nieuwe sociale woonwijk gebouwd, waarbij het oostelijke deel van die huizen de naam Kapelhoek krijgt. Die naam verwijst naar de 19de-eeuwse Engelenkapel, die bij de aanleg van de weg wordt afgebroken en op dezelfde plaats kleiner wordt heropgebouwd.
In de middeleeuwen maakt de Kapelleweg deel uit van een “Dosseweg”, afgeleid van het Middelnederlandse ‘ors’ of ‘hors’ (paard). Het is een smal pad dat door een man te paard gevolgd kan worden. Het loopt van het centrum van Eernegem naar de wijk de Engel en krijgt daarom de naam Engelwegel. In 16de-eeuwse bronnen wordt ook gesproken van “Stuivegemstraetken”. Wanneer in de 19de eeuw langs dit pad de Engelenkapel wordt gebouwd, spreekt men in de volksmond van de Kapellewegel. In de loop van de 19de eeuw worden langs het deel van de wegel tussen de Daliastraat en de Processiestraat huizen gebouwd. Het pad wordt verbreed tot straat en krijgt de naam Kapelleweg.
In de Atlas der Buurtwegen wordt deze Sentier 25 beschreven als de Cooleveldwegel, die over een afstand van 1896 meter door het prachtige landschap van Vijver-Koolveld op Ichtegems grondgebied loopt. Deze wegel verbindt destijds de markt van Ichtegem met de Leugenboom in Eernegem en loopt verder richting Gistel. Later krijgt de wegel de naam Kasteelwegel. Een deel van de wegel bestaat tegenwoordig niet meer. Volgens de overlevering zou broeder Stephanus, die op kasteel Rosendahl van de familie de Crombrugghe de Looringhe verblijft om de gehandicapte kasteelheer Paul te verzorgen, dagelijks deze weg hebben genomen om naar de kerk te gaan en de mis te verzorgen.
Katheline van Eernegem, die overleden is in 1485, is de laatste leenhouder van het Gravenleen met de familienaam van Eernegem. Het Gravenleen is een groot leen, bestaande uit 17 achterlenen, dat door de familie wordt gehouden van de graaf van Vlaanderen. De hoevegebouwen van het leenhof van de Burg van Brugge bevinden zich langs de Stationsstraat, op de plaats waar vandaag huisnummer 164 staat. Het leen is zeker al rond 1300 in handen van haar voorvader, Gillis I van Eernegem. De oudste naamdrager die in de archieven wordt teruggevonden, Zeger van Eernegem, is in 1133 vermoedelijk ook al een leenman van de Vlaamse graaf.
Katteburg wordt al genoemd op de Pourbuskaart van 1560 en vormt dan een belangrijk kruispunt van de “Ouden Verduysterden Dixmudschen Bruggeweg” en de Oude Zeeweg. Het verwijst ook naar de locatie van het eerste kruispunt van De Engel. Voor de fusie wordt in de volksmond de naam Keunewegel gebruikt. Zie ook Erfgoedbrochure 18: ‘Het vierde barrierehuys en De Engel’.
De straat werd vroeger de Kapelleweg genoemd, naar de kapel Troost in Nood die er in 1899 werd gebouwd. De naam van de landelijke weg in het Koolveld werd aangepast tijdens de fusie en is mogelijks een verwijzing naar het landschap van lage weiden.
Dit korte straatje, dat geen bewoning kent, vormt een verbinding tussen de Markt en de Arthur Coussensstraat. In voorgaande eeuwen was deze het beginpunt van de Reygerwegel, ook wel Sentier 21 genoemd. Het straatje dient in die tijd als pad voor de klokkenluiders, die in de Reygerwegel (nu de Arthur Coussensstraat) wonen, om naar de kerk te gaan.
In de 19de eeuw maakt de weg deel uit van de Eernegemveldwegel, die vanuit het centrum van Eernegem vertrekt en eindigt in de Lange Dreef bij de Zeeweg. Het landboek van 1699 noemt het de “Aertrijcke voetwech”. In dit document worden een ‘put’ op één perceel en op andere verschillende ‘pitterijen’ aangeduid. Pas rond 1850 vermelden kaarten op deze locatie de namen “Klokput” (Popp) en “Klokputken” (Vandermaelen). Dit vormt de oorsprong van diverse legendes over verborgen klokken en verzonken kerken met klokgelui op Kerstnacht. De werkelijke oorsprong van de naam is echter veel eenvoudiger: het grondplan van de grootste put lijkt op een klok.
Koolveld is een kleine, doodlopende zijstraat van de Moerdijkstraat. Het kool-element in de naam verwijst vermoedelijk naar de productie van houtskool en turfwinning, omdat turf in de vroegere eeuwen de belangrijkste beschikbare brandstof was. Zie ook Erfgoedbrochure 10: ‘Vijver en Koolveld’.
De toegangsweg naar het gemeentelijk ontmoetingscentrum De Kouter wordt aangelegd in 1991, maar krijgt pas zijn naam na de sloop van de oude gemeenteschool en de bouw van woningen in 1993. De straatnaam was een evidente keuze verwijzend naar de gelijknamige zaal, al zag de gemeente daarbij wel over het hoofd dat er in Ichtegem al een Kouterweg bestond. Ook opmerkelijk is dat er op deze locatie eigenlijk geen historische ‘kouter’, een groot bewerkt akkerland, gedocumenteerd is. Toch vinden we in Bekegem meerdere vermeldingen van ‘kouters’, met de vroegste vermeldingen in de 15de eeuw (1450). De ‘kouter’ die zich het dichtst bij het huidige ontmoetingscentrum bevindt, is “Moens Couttere” (1698), een akkerland tussen de Leegstraat en de Meanderstraat.
De huidige Kriekestraat krijgt in het landboek van 1699 twee namen. Vanuit de Bruggestraat, die in die tijd de “Veltstraete” heet, vertrekt het “Charles Witvoetdreveken”. Vanuit de Zedelgemsesteenweg, in het landboek aangeduid als de "Straete van tAlletebusch naer Eerneghem", leidt de “Crieckaertsdreve” naar een groot veld ter hoogte van de huidige Lange Dreef. In een beschrijving van een grafelijk leengoed uit 1435 noemt men die “Crieckaertsdreve” de “Oudenbuerch Wech” en liggen ten noorden van dat leen, ook langs die weg, de landerijen van Jan filius Gillis Kriekers. Wellicht heeft zijn familie dus haar naam aan de dreef gegeven en is de naam Kriekestraat daarvan afgeleid.
In het landboek van 1699 staat op het terrein, waar zich nu het Kuipersbos bevindt, een bos van 2,5 hectare. Het is op dat moment eigendom van de Eernegemse brouwer Joos Moens. Het wordt “Kuijpersbusch” genoemd en is het noordoostelijke deel van een veel groter, aaneengesloten bosgebied dat zich uitstrekt tot aan de Engelbeek.
Deze kronkelende weg loopt vanaf de Torhoutbaan en eindigt op de voormalige spoorlijn, nu de Groene 62. Op de Atlas der Buurtwegen (1846) wordt de weg aangeduid als Sentier 19, ofwel de Geuzeboschwegel. Het is een landelijke weg die afdaalt naar een beekvallei, wat waarschijnlijk de verklaring is voor de naamgeving.
De Leegstraat vormt samen met de Bekegemstraat eeuwenlang een historische verbindingsweg door het gehucht Watervalle. Het bovenlokaal belang van de weg blijkt uit de titels “Heerewegh” of “Heerenstraete” (1474 - 1698) en de benamingen “Brugghewegh” (1540) of “Eerneghemschen Bruggewegh” (1698). Door de aanleg van nieuwe verbindingswegen op het einde van de 18de eeuw neemt het belang van deze weg af en wijzigt de benaming eerst naar “Eerneghemweg” (1819) en later naar “Watervallestraete” (1823). In 1870 besluit de gemeenteraad op voorstel van de provincie een steenweg voor groot verkeer aan te leggen die Bekegem beter moet verbinden met Zerkegem en Eernegem. In de richting van Eernegem kiest men voor het traject dat tussen de kerk en de Watervalle deels de loop van een oude kerkwegel volgt. De naam Watervallestraat wordt vanaf 1880 gebruikt voor die nieuwe ‘kalsijde’. Voor de oude weg tussen het dorp en de Watervalle wordt opnieuw de naam “Eerneghemweg” (1883) gebruikt en later “Eerneghemstraat” (1901). Na de Tweede Wereldoorlog wordt de straat tenslotte herdoopt tot Leegweg (1948), een dialectische verwijzing naar het lagergelegen gebied waar de straat heen loopt.
In de middeleeuwen begint de “Straete loopende naer Couckelaere” in het centrum van Eernegem. In de eerste helft van de 19de eeuw wordt de weg afwisselend aangeduid als Leegstraat, Kalsydebeddestraat of Leugenboomstraat. In 1871 gebruikt de overheid nog de laatste twee namen. Na de aanleg van de spoorweg in 1868 krijgt het eerste deel van de weg, tot aan het station, in de volksmond geleidelijk de naam Statiestraat. Het gedeelte voorbij de Oostendesteenweg wordt de Koekelarestraat genoemd. Na de fusies van 1977 wordt de naam gewijzigd in Leugenboomstraat om verwarring te voorkomen met de reeds bestaande Koekelarestraat in Ichtegem. Net over de gemeentegrens bevindt zich namelijk op Koekelaars grondgebied de wijk Leugenboom, genoemd naar de eeuwenoude herberg De Leugenboom.
Langs de Stationsstraat, op de plaats waar zich nu huisnummer 244 bevindt, heeft vroeger de kleine herberg Lisbonna gestaan. Henricus Vyvey en Anna Theresia Speecke baten dit café na hun huwelijk in 1843 uit. Het ontleent zijn naam aan de hoofdstad van Portugal, Lissabon. Wanneer men in de jaren 50 van de vorige eeuw op zoek gaat naar een naam voor het doodlopende steegje verderop in de Stationsstraat, ligt een verwijzing naar deze nabijgelegen herberg voor de hand.
De Lookhuisstraat is een kasseiweg die zich bevindt op de noordelijke flank van het Plateau van Wijnendale en wordt in 2005 als monument beschermd. De straat lijkt een verbinding te vormen tussen de vroegere “(Nieuwen) Dixmuydschen Brugge Herrewegh”, nu de Engelstraat, en het Wijnendaleveld. Dit tracé is aangegeven op de kaart van het Brugse Vrije door Pieter Pourbus (1561-1571), wat het belang van de verbinding met Wijnendaleveld en de Wijnendalekapel aantoont. Slechts het laagste deel van de Lookhuisstraat volgt het historische traject. Het klimmende deel is waarschijnlijk slechts 19de-eeuws. Ter In 1307 is er al een vermelding van de omwalde hoeve Het Groot Loockhuis. De term ‘lookhuis’ is een Middelnederlandse benaming voor een omheinde woning. Het is waarschijnlijk dat Maria de Loochuse, de echtgenote van Peter de Vagheviere, haar naam ontleende aan dit huis. In de 15de eeuw verdwijnt de familienaam, maar de plaatsnamen Loochuysdreve (binnenweg in Ichtegem) en Loochhuysmeersen (weiden rond het Groot Loochhuys) blijven bestaan. Het Groot Loochuys bestond uit twee grotere gebouwen. Op een kaart van 1773-1774 is er een grotere en kleinere omwalde site te zien zonder bebouwing. Door het verval van het Goed ter Loochuuse in de 18de eeuw neemt het belang van de Lookhuisstraat af ten gunste van de huidige Keibergstraat.
Na het overlijden van burgemeester Boudewijn Vandervennet op 26 juli 1968, wordt de eerste schepen, Louis Schatteman (Lichtervelde, 1901 – Oostduinkerke, 1986), zijn opvolger. Schatteman, die sinds 1946 schepen is, heeft op dat moment al ruim een jaar ervaring als dienstdoend burgemeester opgedaan tijdens de ziekte van burgemeester Julien Boedts in 1948-1949. Na de dood van Boedts wordt hem een eerste keer gevraagd om burgemeester te worden, maar dat weigert hij. Twintig jaar later, bevrijd van het zware boerenwerk, aanvaardt hij uiteindelijk wel de rol van burgemeester na het overlijden van burgemeester Vandervennet en blijft dat voor twee en een half jaar, tot 1970. Zie ook Erfgoedbrochure 19: ‘Hoofdmannen en burgemeesters van Eernegem’.
Macharius Franciscus Gryson (Schore, 1813 – Ichtegem, 1866) woont op de Reiger, in de huidige Zuster Clarastraat. Tussen 1851 en 1863 werkt hij aan een nieuwe preekstoel in neo-renaissancestijl voor de kerk van Ichtegem, waarbij pastoor Bruwier het ontwerp voor de iconografie maakt. Van de oude preekstoel, die dateert van voor 1680, blijft enkel de zeshoekige kuip over. De gemeenteraad besluit in 1853 een bedrag van 150 frank uit te keren aan Macharius voor de vervaardiging van de preekstoel. Daarnaast is veel van het houtsnijwerk in het kasteel van Wijnendale ook van Grysons hand.
Maria Hillewaere (Lichtervelde, 1765 – Eernegem, 1833) wordt in 1803 uitgenodigd door pastoor Jozef Van Colen, die eerder in Lichtervelde heeft gewerkt, om naar Eernegem te komen en daar een schooltje op te richten. In deze Armewerkschool, die onder haar leiding staat, zijn ook de zussen Anna en Rosalie Vereenooghe actief. Dit schooltje is de verre voorloper van de huidige Vrije Basisschool.
De naam van de jongste straat in Bekegem, plechtig geopend op 26 december 1997, verwijst naar de meanderende of kronkelende loop van de straat en de aanpalende Pastorijbeek en Kerkebeek. Volgens het toenmalige gemeentebestuur past de naam goed bij de andere watergerelateerde straatnamen in de buurt, zoals de Watervallestraat, Vaartstraat en Zeeweg.
Tot in de 19de eeuw wordt deze weg de Banebeekstraat of Gogeldijckstraat genoemd. De Banebeek is een waterloop die evenwijdig aan deze straat loopt en ontspringt ter hoogte van de Schrijverswijk, terwijl de “Gokeldijck”, in de straatnaam geschreven als ‘Gogeldijck’, verwijst naar een oude dijk die de grens vormt tussen Eernegem en Westkerke. De Meersenstraat leidt naar het waterzieke gebied van de Eernegembroeken en de Kerkemeersen. In het Middelnederlands betekent ‘mersch’ moerasland of drasland.
De Melkerijstraat, die zich uitstrekt van het rondpunt de Tramstatie tot aan de Engelstraat, was vroeger een deel van de Hugo Verrieststraat. De naam herinnert aan de Echt Samenwerkende Melkerij Sint-Godelieve voor Landbouwers, die vroeger in de tuin van dokter Demeersseman stond, nu het Woonzorgcentrum Hof Demeersseman. In 1930 verhuist de melkerij naar de leeggekomen en omgevormde lokalen van de Vrije Katholieke Knechtenschool in de toenmalige Dorpstraat, nu Engelstraat nummer 76.
De Mexicostraat heeft haar naam te danken aan café Mexico, dat tot 1912 gevestigd was in het huidige nummer 45. Nadat dit café sloot, werd aan de overkant van de straat café Nieuw Mexico geopend. Het was vroeger gebruikelijk dat herbergen de naam van een stad kregen, zoals bijvoorbeeld Rome, Chicago, Mexico, London en Lisbona (Lissabon) in de deelgemeente Ichtegem. Het is mogelijk dat de keuze voor de naam Mexico werd beïnvloed door het huwelijk in 1857 van Charlotte, de dochter van Leopold I, met Maximiliaan van Oostenrijk, die later keizer van Mexico werd.
Michel Vanderbauwhede (Boezinge, 1901 – Ieper, 1977) woont met zijn ouders in de Statiestraat 901, het huidige Zuidstraat 102. Als profvoetballer speelt hij bijna zijn hele carrière als spits voor Cercle Brugge, tot 10 april 1932. Zijn debuutwedstrijd is op 21 februari 1921, en vanaf het seizoen 1923/1924 verwerft hij een basisplaats. Daarnaast speelt hij 15 wedstrijden voor de Belgische nationale ploeg.
Oorspronkelijk loopt deze straat van het centrum van Eernegem naar herberg Mitswege, langs de toenmalige "Brugsche" of "Dixmuydschen heereweg", tegenwoordig de Zuidstraat. Deze herberg biedt al sinds de middeleeuwen onderdak aan reizigers die langs de oude heerweg van Diksmuide naar Brugge trekken. Ter hoogte van afspanning Mitswege zijn de reizigers halverwege, wat de naam verklaart. Na de aanleg van de steenweg van Knesselare naar Oudenburg in 1857, die via Aartrijke door Eernegem loopt, verliest het deel van de weg van het centrum tot aan de Achterstraat zijn naam en wordt de naam Aartrijkestraat in gebruik genomen.
De Moerbeekstraat maakt oorspronkelijk deel uit van voetweg 21, ook wel de Storteberdwegel genoemd. De huidige naam is afgeleid van de Moerbeek die langs de straat stroomt. De Moerbeek mondt net voorbij het Storteberd uit in de Engelbeek of Krombeek. Tot 1896 loopt de weg nog rond het domein van kasteel Moerbeek, maar tijdens dat jaar krijgt eigenares Marie Breydel toestemming om de weg rechtdoor te trekken tot aan de Oostendesteenweg.
De oudste bekende vermelding van de Moerdijkstraat dateert uit 1549. Op de kaart van Ferraris (1770-1778) zien we dat de straat toen door het dichtbegroeide, bosrijke gebied van de Warande liep. Het is waarschijnlijk dat er in de 18de eeuw weinig bewoning was, met uitzondering van enkele hofsteden die voornamelijk ten oosten van de huidige Moerdijkstraat lagen. In het eerste kwart van de 19de eeuw worden er huisjes langs beide zijden van de Moerdijkstraat gebouwd, wat leidt tot de oprichting van de gehuchten Vijver en Koolveld. Op de primitieve kaarten, opgesteld tussen 1830 en 1834, wordt de "Straete van de Boschballie van Wijnendaelebos naer de Moerdijk" aangeduid als "Moerdijkstraete". In 1846 wordt deze straat op de Atlas der Buurtwegen ook wel "Coolveldstraete" of “Chemin nr 3” genoemd. Zie ook Erfgoedbrochure 10: ‘Vijver en Koolveld’.
Tot 1945 loopt dit doodlopende zijweggetje van de Zuidstraat naar de Engelmolen. Deze molen wordt in 1810 gebouwd op verzoek van Ichtegemnaar Petrus De Bou, als concurrentie voor de Santmolen, die slechts 192 meter verder in Ichtegem staat. De Engelmolen blijft 135 jaar actief, totdat hij in november 1945 wordt afgebroken. De laatste molenaar die er werkt, is Julien Couvreur.
Al in het begin van de 12de eeuw is er sprake van een gebied dat in de volksmond “Utfang” of “Wostinia” wordt genoemd. Dit veldgebied strekt zich uit van Eernegem tot de grenzen van Vladslo. In Eernegem situeert zich dat in het oosten en zuiden van het dorp. Het Muizeveld is een benaming voor een klein stukje van dit grote gebied en grenst aan het Bekegemveld, tussen de Bekegemstraat en de Bruggestraat. Een deel van deze weg is in feite de vroegere verlenging van de Noordmiddenstraat.
De naam Nieuwstraat verschijnt voor het eerst in de kiezerslijst van 1932-1933. Ondanks de naam is deze weg nochtans niet nieuw, aangezien hij al in het landboek van 1699 wordt vermeld als de "vuijtwech jegen het inghels busch". Aan het einde van de weg bevindt zich een omwalde mote, maar deze bevat geen hofstede meer. In 1850 is er langs dit weggetje nog geen bewoning. De term ‘nieuw’ verwijst waarschijnlijk naar het feit dat er tussen de twee Wereldoorlogen voor het eerst huizen langs de straat worden gebouwd.
De Noordmiddenstraat is een overblijfsel van twee oude kerkwegels. Het eerste deel is de Legewegel, en het tweede deel is de Bekegemveldwegel, die oorspronkelijk naar het veld in Bekegem loopt, tussen de Bruggestraat en de Bekegemstraat. De naam Noordmiddenstraat is relatief recent en is waarschijnlijk ontstaan doordat de straat zich in het noorden van het dorp bevindt, maar niet helemaal aan het uiterste noorden. Bovendien klinkt die aanduiding sympathieker dan "Stronthoekje", de naam die de volksmond in die tijd aan de straat geeft. De oudste administratieve vermelding van de Noordmiddenstraat dateert uit de kiezerslijst van 1954-1956.
Omer Simoen (Oostende, 1927 – Eernegem, 1976) wordt in 1971 burgemeester van Eernegem. Tijdens zijn korte regeerperiode, die eindigt met de gemeentefusies in 1977, realiseert hij de verkaveling van wijk Bellebos met de eerste sociale woningbouw in Eernegem in de Eikenlaan en seniorenwoningen in de Sint-Annawijk. In 1973 wordt het kerkhof rond de kerk ontruimd, waardoor de dorpskern een vernieuwde aanblik krijgt. Op 1 augustus 1976 wordt een nieuw kerkhof langs de Bruggestraat in gebruik genomen, en op 3 oktober 1976 huldigt Simoen het sportcentrum in. De nacht erna overlijdt hij onverwacht aan een hartaanval. Zie ook Erfgoedbrochure 19: ‘Hoofdmannen en burgemeesters van Eernegem’.
Tot 1976 heet deze weg de Schoolstraat, maar omdat er bij de fusie al een straat met die naam bestaat, is een nieuwe benaming nodig. Er wordt gekozen om een eerbetoon te brengen aan Oscar Willems (Eernegem, 1870 – 1896), een jonge onderwijzer van de nabijgelegen gemeenteschool. Wanneer op vrijdagmiddag 7 november 1896, terwijl de scholieren naar huis gaan, een op hol geslagen paard met rijtuig vanuit Westkerke komt, springt hij naar de teugels van het dier om het tot stilstand te brengen. Hij moet uiteindelijk loslaten en wordt door het voertuig overreden. Aanvankelijk lijkt het ongeval mee te vallen, maar op 11 november overlijdt hij aan onvoorziene complicaties. Ter ere van zijn heldendaad wijdt Guido Gezelle een gedichtje aan deze moedige schoolmeester.
Deze straat draagt een stukje Ichtegemse geschiedenis als verlengde van de “Ouden Verduysterden Dixmudschen Bruggeweg”. Het is een korte, rechte verbinding tussen de Oostendesteenweg en de Zuidstraat. Op de Atlas der Buurtwegen uit 1846 wordt ze aangeduid als de Oude Processieweg of Sentier 17.
De Oude Oostendeweg, vroeger bekend als de “Straete van ’t Wijnendaelse Casteel naer den Moerdijk”, was vóór de aanleg van de Theresiaanse weg tussen Oostende en Torhout (1764-1775) de belangrijkste verbinding tussen het kasteel van Wijnendale en de Moerdijk in Eernegem. De weg liep via de Engelwijk, langs de herberg Den Engel of later de Oude Engel en kwam uit op de huidige Zedelgemsesteenweg tegenover de Biezestraat. Vandaag blijft slechts een deel van de oorspronkelijke route bewaard als de huidige Oude Oostendeweg. In de deelgemeente Ichtegem is het tracé vrijwel volledig verdwenen.
Zie Abdijstraat.
Tot 1988 deze straat van de Aartrijkestraat tot de Oostendesteenweg. Met de aanleg van de Zedelgemsesteenweg in dat jaar verdwijnt echter een groot deel van deze weg, die al sinds de middeleeuwen bestaat en in die tijd de naam Schoonstraat draagt. In een opsomming van straatnamen heeft de gemeenteraad het in 1871 nog over Schoonstraat of Engelstraat. De naam Processiestraat duikt voor het eerst op in de volkstelling van 1900. In de middeleeuwen worden wegen die rond een dorp lopen en het traject vormen voor de jaarlijkse processie vaak zo genoemd. Zo kennen we uit 1555 een “Processie Straetkin” dat op de grens van Ichtegem en Eernegem tussen Ichtegemstation en Mitswegestraat en verder richting de Veldschoolstraat loopt. Op de grens Ichtegem-Aartrijke tegenaan de Steenstraat loopt nog een Processieweg, die op Zedelgem en Torhout nog die naam behouden heeft, maar op Ichtegem de naam Grensweg draagt.
Prosper Dupon (Ichtegem, 1913 – Torhout, 2000) is burgemeester van Ichtegem en echtgenoot van Louise Di Meo. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is hij actief in het verzet in Ichtegem. In 1947 richt hij Biscuits Dupon nv op. Zijn politieke carrière begint met een intense kiesstrijd, waarna hij in 1971 burgemeester wordt in een coalitie van CVP en BSP. Bij de eerste verkiezingen na de gemeentefusie in 1976 trekt hij de lijst van de CVP, die een coalitie vormt met lijst CENTER, waardoor hij opnieuw burgemeester wordt. In 1982 valt de CVP buiten de coalitie, wat het einde betekent van zijn politieke loopbaan. Zie ook Erfgoedbrochure 16: ‘Hoofdmannen, schepenen & burgemeesters van de voormalige gemeente Ichtegem’.
Op het huidige huisnummer 2 stond tot 1955 de Reigermolen, een houten staakmolen gebouwd in 1771 door Pieter Decock. De molen blijft in gebruik tot 1930, waarna een mechanische maalderij wordt gebouwd. In 1944 wordt de Reigermolen als monument beschermd, maar deze bescherming wordt in 1983 opgeheven, aangezien de molen op dat moment al 28 jaar gesloopt is.
Richard Depoorter (Ichtegem, 1915 – Wassen, 1948), in de volksmond Poorterke, is een Ichtegemse beroepsrenner die actief is van 1937 tot 1948. Hij is gehuwd met Martha Debou en wint tweemaal de klassieker Luik-Bastenaken-Luik, in 1943 en 1947. In 1948 staat hij gepland om deel te nemen aan drie grote ronden: Luxemburg, Zwitserland en Frankrijk. Hij eindigt als derde in de Ronde van Luxemburg, maar komt tragisch om het leven in de Ronde van Zwitserland wanneer hij in een tunnel van de Sustenpas dodelijk wordt overreden door een volgwagen. Bij de autopsie worden breuken en bandensporen op zijn lichaam vastgesteld, en de bestuurder van de volgwagen wordt later veroordeeld. Richard Depoorter wordt onder zeer grote belangstelling begraven. Zie ook Erfgoedbrochure 9: ‘Een greep uit het rijke wielerverleden’.
Al voor de Franse Revolutie bouwen de eigenaars van de jeneverstokerij Muuls, Mergaert en Compagnie een molen langs een weggetje dat later de Rommelstraat zal worden genoemd (zie ook Stokerijstraat). De molen krijgt de naam Stokerijmolen. Op 2 februari 1850 wordt de molen verkocht aan Karel Rommel-Stael, waarna hij al snel de naam Rommelmolen krijgt. De molen blijft tot zijn afbraak in 1948 in handen van de familie Rommel. De Rommelstraat wordt voor het eerst genoemd in de gemeenteraad op 20 oktober 1951.
Deze straat verbindt de Sint-Bertinuslaan met de Warandestraat en de Blondekensweg in Koekelare. Op de Atlas der Buurtwegen van 1846 is de Rozendaalweg nog niet te vinden. In plaats daarvan verbindt de Blommekensveldwegel (Sentier 38) toen de Kasteelwegel met de huidige Warandestraat en Blondekensweg. In 1962 wordt er een akkoord bereikt tussen het gemeentebestuur van Ichtegem en vijf aangrenzende eigenaars om de Rozendaalweg aan te leggen. Deze weg heeft een breedte van ongeveer 3 meter en de eigenaars geven hun private gronden af onder de vorm van eeuwigdurend vruchtgebruik, zonder daarvoor een vergoeding te ontvangen. De Kasteelwegel, die gedeeltelijk parallel loopt met de Rozendaalweg, wordt door enkele van de aangrenzende landbouwers ingepalmd, waardoor deze deels van de kaart verdwijnt. De naam van de straat verwijst naar het kasteel Rosendahl van de adellijke familie de Crombrugghe de Looringhe, hoewel de Rozendaalweg niet rechtstreeks naar dit domein leidt. Zie ook Erfgoedbrochure 10: ‘Vijver en Koolveld’.
De Ruidenbergstraat maakt deel uit van de Romeinse Steenstraat, die liep van Aardenburg naar Cassel, samen met de Zuster Clarastraat en het stuk Steenstraat dat nog in Wijnendale terug te vinden is. De naam Ruidenberg is waarschijnlijk afgeleid van het ruige of ongerepte landschap, in de volksmond ‘Ruwenberg'. Deze heuvel, die tot 45 meter boven de zeespiegel ligt, fungeert als een getuigenheuvel. De naam kan ook verwijzen naar een herberg genaamd Den Ruydenberg te Handsaeme, gezien dit gebied zich op de grens bevindt met Handzame. Daarnaast wordt ook de term “Ruidenbergweghel” uit 1846 genoemd, een voetpad dat door Handzame, Ichtegem en Koekelare loopt.
Deze straat is een zijstraat van de Oude Heirweg. De naam Santmolen verwijst naar een houten korenwindmolen die terug te vinden is op de Zuidstraat, ter hoogte van de huidige nummers 6 en 8. De eerste vermelding van de "Santmeulen" komt uit 1549 op de kaart van Pieter Pourbus van het Brugse Vrije. In 1580 wordt de molen verwoest door de godsdiensttroebelen, maar in 1632 wordt hij opnieuw opgericht. In de nacht van 24 op 25 mei 1843 wordt de molen in brand gestoken en hetzelfde jaar wordt hij heropgebouwd. In 1854 wordt de Santmolen definitief gesloopt.
Deze weg is een samenvoeging van twee kleine landwegen: de westelijke “lantwegh van de Zeeweg naer ‘t Velt” (1698), later ook het “Processie-straetjen” (1839) genoemd, en de oostelijke Lange Dreve (1781), die later “Weg leidende naer den Os” (1819) of, in het verlengde van de Doornhoekstraat, Veldstraat (1876) genoemd wordt. Het vroegste spoor van de benaming Schipleed (1869) verwijst naar een sparrenbos uit de erfenis van de Gentse grootgrondbezitter Phillippe-Joseph van Iseghem (1761-1852) en later naar een vlakbij gelegen herberg (1910). In talrijke volksverhalen wordt een verklaring gezocht bij een gezonken schip, maar de herkomst ligt eerder bij het Vroegmiddelnederlandse woord ‘scipleet’ of ‘schipleet’, wat een kunstmatige aangelegde waterloop betekent en verwijst naar de Bourgognebeek, ook wel de Spieringsbeek genoemd.
De straat is een aftakking van de huidige Steenstraat. De naam komt voor in de 20ste eeuw en verwijst naar de tweede lagere school die op het grondgebied van Wijnendale wordt gesticht. De straat, die al op de Ferrariskaart is aangeduid, maakt deel uit van de Geuzenhoek, een gedeelte van Ichtegem Veld. De Ichtegemse parochiale overheid van die tijd neemt het initiatief om er katholiek onderwijs aan te bieden, om zo ‘de opvoeding te bevorderen’.
Al tijdens de middeleeuwen en dat tot in de 19de eeuw is dit de naam voor de Processiestraat, die in die jaren tot aan de “Wijnendaelestraete” (nu de Biezestraat) loopt. Ter herinnering aan die historische naam wordt de zijstraat van de huidige Processiestraat in 2023 tot Schoonstraat gedoopt. Een betekenis van het Middelnederlands ‘schoon’ is ‘op een goede, uitstekende wijze’. De Schoonstraat was waarschijnlijk vroeger een weg die, in tegenstelling tot veel andere zandwegen, goed berijdbaar was.
In 1842 laat Jules Beaucourt de Noortvelde langs de Bruggestraat, ter hoogte van de aftakking naar de Streulestraat, een kasteel bouwen. Er is ook een lange dreef die naar de Westkerkestraat leidt. Het gebouw krijgt de naam 's Gravendriesschekasteel, vernoemd naar een leengoed dat de familie voor de Franse Revolutie in de streek van Aalst bezit. Na de dood van de laatste eigenaar, de Oostendse visverwerker Eugène Rau, worden in 1957 de eigendommen verkaveld. In 1960 wordt het kasteel gesloopt en de dreef naar de Westkerkestraat wordt doorgetrokken tot aan de Streulestraat. De nieuwe weg krijgt de naam 's Gravendriesschelaan.
Zie Abdijstraat.
In de jaren 50 van de vorige eeuw krijgt het huidige woonzorgcentrum Sint-Anna de naam Sint-Annarustoord op initiatief van pastoor Jozef De Gruytere om de vorige, denigrerende term ‘Oudemannenhuis’ te vervangen. Sint-Anna is een pestheilige die sinds de pestepidemie van 1666 een speciale verering in Eernegem geniet. Wanneer de socialewoningbouwmaatschappij Interbrugse in het begin van de jaren 70 ten oosten van het rusthuis een wijk met seniorenwoningen bouwt, kiest het gemeentebestuur ook voor een vermelding naar Sint-Anna.
Zie Abdijstraat.
Zie Asstraat.
Herberg Sint-Sebastiaan, die zeker al sinds de 16de eeuw aan het begin van deze weg staat, geeft zijn naam aan de straat. Het café bevindt zich destijds iets ten noorden van de ingang van de kerk, die tot 1852 op de plaats staat waar nu het koor ligt. Rond 1845 maakt de weg deel uit van de Akkerwegel, die verder loopt langs de oostelijke toegangsweg naar het oude kerkhof. In het begin van de 20ste eeuw wordt al gesproken van een Sint-Sebastiaanstraatkermis, terwijl in de volkstellingen van 1900 en 1910 de naam Kerkstraat wordt gebruikt. In de volksmond wordt de weg echter meestal de Fraisestraat (Freizestraat; in 1919 Aardbezienstraat) genoemd. Deze naam wordt ook lange tijd in officiële documenten gebruikt, maar een sluitende verklaring voor deze alternatieve naamgeving is er niet.
De Sparrestraat is een verbindingsweg tussen de huidige Ringlaan en de Moerdijkstraat. Deze weg maakt deel uit van de oude heirwegen, aangelegd in de Romeinse tijd. Op de kadastrale plannen van P. C. Popp (1842-1879) wordt de straat aangeduid als de “Ouden Verduysterden Dixmuyschen Bruggeweg”. De straat loopt langs een sparrenbosje, dat in de vorige eeuw werd aangelegd. Dit bosje is waarschijnlijk de reden voor de naam van de straat.
Zie Ruidenbergstraat.
Rond 1800 bevindt zich langs de Stationsstraat, tussen de Rommelstraat en de bocht in de weg, een grote jeneverstokerij. Het bedrijf wordt in 1785 opgericht door Joannes en Joseph Mergaert, samen met hun schoonbroer Charles Muuls. Ze produceren Hollandse jenever, een dure maar kwaliteitsvolle drank die in die tijd slechts door vijf stokerijen in het graafschap Vlaanderen wordt gemaakt. Voor de Franse revolutie vindt de Eernegemse jenever zelfs afzet in Engeland. De productie wordt echter stopgezet in 1843. Een brouwerij blijft er nog enige tijd actief en van 1856 tot 1874 wordt de locatie verder gebruikt voor de inrichting van de eerste gemeenteschool.
Het eerste deel van de Streulestraat vormt samen met de Bekegemstraat, volgens het landboek van 1699, de “Brugghewegh” en is tot 1871 bekend als de Watervallestraat. Voorbij de huidige Bekegemstraat wordt in 1699 gesproken over de “landtwegh loopende naer de bourgonje”. In 1843 wordt de weg aangeduid als de Pierlinckhovestraat, genoemd naar de boerderij die zich in de noordoostelijke hoek bevindt tussen de Pierlinckbeek en de Bekegemstraat. In 1836 vermeldt De Flou al een herberg genaamd ‘t Streulken. In 1900 baat Hendrik Debruyne café Streultje uit. De naam Streulestraat komt voor het eerst voor in 1896, en de straat erft zijn naam van dit café. Het woord ‘streul’ komt uit het Middelnederlands en betekent urine, maar volgens het Westvlaamsch Idioticon van De Bo verwijst het ook naar ruisend water.
In de Atlas der Buurtwegen van 1843 staat het Storteberd aangeduid bij een ingewikkeld kruispunt van beken: de Waterstraatbeek, de Moerbeek en de Krombeek (ook wel Engelbeek genoemd). Een ‘storteberd’ verwijst waarschijnlijk naar een plank (‘berd’) die wordt gebruikt om de stroming van het water (‘storten’) te regelen. Bij zo'n samenvloeiing is het belangrijk om stroomopwaarts het water op peil te houden of stroomafwaarts het water te bufferen bij zware regenval. De Sturtebardstraat is een onderdeel van de oude voetweg 21, de Storteberdwegel, die in 1843 begint bij de inrit van de huidige Stationsstraat 164 en eindigt langs de Moerbeekstraat, net voor kasteel Moerbeek, waar hij aansluit op de nu verdwenen Gistelweg.
‘Suol’ of ‘swol’ is een toponiem dat ‘heuvel’ betekent. In bredere zin verwijst het naar een hoger gelegen plek die bewoonbaar is in vergelijking met het omliggende moerassige landschap. Deze landelijke straat, met een kronkelend tracé, loopt vanaf de Mexicostraat tot de grens met Koekelare (Bergstraat en Swytswal) en ligt aan de rand van het Wijnendalebosplateau en zijn uitlopers. Het is opvallend hoeveel beken hun oorsprong hier vinden. Het tracé wordt in de Atlas der Buurtwegen (circa 1841) aangeduid als “Sentier nr. 23 de l'Eglise d'Ichteghem au hameau de Couckelaerberg” of “Switswal”. Mogelijk verwijst de naam ook naar de familienaam van de bewoners: Nicolaus Deswol (1623) en Petrus Deswol (1662).
De Tramstraat, een zijstraat van de Ringlaan, verwijst naar de eerste stoomtram op de lijn Brugge-Leke, die op 10 maart 1910 in gebruik wordt genomen. Dit traject beslaat 31,38 kilometer en loopt daarbij via een metalen brug over de spoorlijn Oostende-Armentières op Ichtegems grondgebied. De tramstatie bevindt zich op het rondpunt van de Moerdijkstraat, Sint-Bertinuslaan, Hugo Verrieststraat, Melkerijstraat en Ringlaan. In 1932 wordt de met kolen aangedreven stoomtram vervangen door een spoorauto, die aanvankelijk op benzine en later op stookolie rijdt. Dit voertuig krijgt de bijnaam “Mazoutje" en wordt na 1949 in de volksmond “Kamieltje” genoemd. In 1951 verdwijnt de reizigerstram volledig en een jaar later wordt ook het goederenvervoer per tram stopgezet.
Deze weg ontstaat als een uitweg voor een aantal huizen aan de zuidzijde van het “Capellevelt” en maakt in de 19de eeuw deel uit van de Veldstraat (zie Doornhoekstraat). Het krijgt rond de eeuwwisseling een afzonderlijke vermelding als Eerste Veld(straat) (1901). Bij de gemeentefusie wordt omwille van de gelijkenis met de Veldstraat in Eernegem en Ichtegem de naam gewijzigd naar Tuinstraat (1977). De herkomst van de nieuwe naam is onduidelijk, maar hoogstwaarschijnlijk is het bedoeld als tegenhanger van de Bosstraat (zie Bosstraat).
De wijk Turkijen ontstaat als een afgelegen huizengroep langs de Bourgogneweg, de huidige Westkerkestraat. De naam verwijst naar Turkije, een verafgelegen land in de ogen van de bewoners. Al in 1845 wordt de wijknaam gebruikt en bevindt zich daar café Den Turck. De Turkijendreef, een doodlopende straat net voorbij deze wijk, krijgt op 19 november 1960 officieel deze naam van de gemeenteraad.
De huidige straatnaam dateert van de gemeentefusie en vervangt de naam Bourgognestraat omwille van de gelijkenis met de Bourgognedreef in Eernegem. De oude en de nieuwe straatnaam verwijzen beiden naar de Bourgognevaart, wat op zijn beurt afkomstig is van het “Goed ter Bourgogne” (zie Bourgognedreef). In de 19de eeuw verschijnt de naam “Bourgognestraete” (1842) voor het eerst in Bekegem. Eerder stond de weg bekend als de “Dycwegh” (1474) of “Dijckstraete” (1822), verwijzend naar de aan de vaart palende “Tronck(en)dijck” (1540), later “Bourgonsche Dijck” (1698) en “Bourgognedijck” (1808) genaamd.
De Vanderkinderenweg is oorspronkelijk een velddreef die een aantal hofsteden uitweg biedt naar de Zeeweg en de grote steenweg in Roksem. De vroegste benaming “Kleyne hofsteede dreeve” (1819) verwijst naar het huidige huisnummer 2. De naam wijzigt een tiental jaar later reeds naar Vandekinderenuitweg (1844), genoemd naar Ferdinand Vande Kynderen.
Ferdinandus Josephus Vande Kynderen (Zerkegem, 1755 – Bekegem, 1835) vestigt zich bij zijn eerste huwelijk met Helena Moyaert in 1780 als landbouwer in Bekegem in de eerdergenoemde “Kleyne hofsteede”. In 1813, onder de Franse bezetting, wordt hij burgemeester van Bekegem en blijft dit tot de Belgische onafhankelijkheid in 1830. De straatnaam wijzigt op het einde van de 19de eeuw naar Roxemstraat (1901) en blijft dit tot na de Tweede Wereldoorlog wanneer terug wordt gegrepen naar de naam Vandekinderenweg (1948). De foutieve tussen-r duikt voor het eerst op in 1894 en wordt definitief vanaf de jaren 1970.
De Veldemolen wordt al in 1699 vermeld en is aanvankelijk een houten korenwindmolen. Voor 1834 wordt hij omgebouwd tot oliemolen en later komt er een stoommaalderij naast te staan. Toch blijft men ook met de wind malen. Op 14 oktober 1914 steekt de Duitse bezetter zowel de molen als de maalderij in brand. De mechanische maalderij wordt heropgebouwd, maar de windmolen verdwijnt voorgoed.
Tot 1857, wanneer de steenweg van Knesselare naar Oudenburg wordt aangelegd, loopt de Aartrijkestraat via deze weg en sluit ter hoogte van de Veldschool – nu het Centrum voor Ambulante Revalidatie (CAR) ‘t Veld – aan op de Ichtegemstraat. Met de komst van de nieuwe steenweg ontstaat echter een rechte verbinding tussen café De Drie Gapers en Aartrijke. Het voormalige stuk Aartrijkestraat op het Eernegemse deel van het Veld krijgt vanaf dat moment de naam Veldstraat. Na de gemeentefusies wordt die naam, om verwarring met de Veldstraat in Ichtegem en Veldwegel in Eernegem te vermijden, gewijzigd naar Veldschoolstraat omdat de weg naar dat schooltje leidt.
Dit is een oorspronkelijke voetweg, die vertrekt vanuit het centrum van Eernegem en die via de Klokkeputtenstraat naar de “Utfang” of “Wostinia” loopt, een uitgebreid veldgebied dat zich al in de 12de eeuw uitstrekt van Eernegem tot aan de grenzen van Vladslo. Deze voetweg, die in de 19de eeuw Eernegemveldwegel wordt genoemd, mondt via de Kriekestraat en de Lange Dreef uit op de Zeeweg.
Vijver is net als Koolveld een zijstraat van de Moerdijkstraat en leidt naar het gehucht de Vijver. Het toponiem de Vijver wijst op de mogelijke activiteit van het kweken van zoetwatervissen. Op het grondgebied van de deelgemeente Ichtegem ligt een visvijver beneden de hoogtelijn van 15 meter of ten noordwesten van de “Ouden Verduysterden Dixmudschen Bruggeweg”. Deze vijver staat al vermeld op de kaart van het Brugse Vrije, opgesteld door Pieter Pourbus (1561-1571). Zie ook Erfgoedbrochure 10: ‘Vijver en Koolveld’.
De Vinkensveldstraat, een zijstraat van de Ruidenbergstraat, loopt richting Edewalle-Handzame. De naam Vinken(s)veld komt op veel plaatsen voor en verwijst in dit geval naar een deel van het vroegere uitgestrekte veld- en heidegebied tussen Bekegem en Vladslo, bekend als Utfanc in de middeleeuwen. Het vangen van vinken was destijds een populaire bezigheid voor eigenaars van buitenplaatsen en landgoederen. De vogels werden beschouwd als jachtbuit en vaak geconsumeerd.
Op het kruispunt De Engel bevond zich in de vorige eeuw herberg De Vlasbloem, uitgebaat door Henri Verplancke en Maria Vermeersch. Op die locatie bevindt zich nu garage Lambrecht. De straatnaam verwijst naar de bloeiende vlashandel in de regio, met onder andere talrijke vlashandelaars op de wijk De Engel en de voormalige vlasroterij Christiaen aan de Ringlaan.
De straatnaam is afgeleid van herberg Vogelhoek, die in de vorige eeuw werd uitgebaat door de familie Rondelez. De herberg trok boogschutters van heinde en verre aan en bood tussen de twee wereldoorlogen ook plaats aan een boltra en een feestzaal.
De Vossebeekstraat is een zijstraat van de Ringlaan. De Vossebeek ontspringt in de velden tussen de Lookhuisstraat en de Keibergstraat en kruist, ingebuisd, de Engelstraat ter hoogte van de Voshoek. De Vossebeek stroomt samen met de Blekerijbeek, vroeger gedeeltelijk ook de Koolveldbeek, door het gebied van Vijver-Koolveld, waarna ze uitmonden in de Palingbeek of Paalbeek.
De straat dankt haar naam aan een bosrijk gebied dat vroeger door de heer van Koekelare werd gebruikt als jacht- en visgebied. Dit gebied vindt zijn oorsprong in de Warande van het Oosthof in Koekelare.
In de Waterhoekstraat is de kleiontginning, voornamelijk door steenbakkerij Spriet, nog duidelijk zichtbaar in het reliëf. De lager gelegen weiden, omringd door hogere bermen, zijn restanten van deze ontginning. Dit landschap was echter al eeuwenlang een waterziek gebied, want het maakte deel uit van de Lookhuismeersen. Dit verklaart ook de benaming Waterhoek. In de volksmond wordt de straat de "Rooie Strate" genoemd, vanwege het vele rode steengruis in de ondergrond, afkomstig van de steenbakkerij.
De naam Waterstraat wordt al in 1843 gebruikt. Voor 1765 staat deze weg bekend als de Wijnendaelestraat omdat hij samen met de Biezestraat een verbindingsweg vormt tussen het kasteel van Wijnendale en de Moerdijkvaart. De aanleg van de Theresiaanse steenweg Oostende-Wijnendale maakt deze route echter overbodig. De vele zandige buurtwegen degraderen in die tijd in de winter na hevige regenval vaak tot slijkerige waterstraten. In teksten uit het begin van de 19de eeuw wordt de term ‘waterstraten’ in die betekenis teruggevonden, weliswaar nog zonder te verwijzen naar een eigenlijke straatnaam. Het is mogelijk dat deze straat hier bovenmatig last van had en op eenzelfde manier wordt aangeduid. Het is in West-Vlaanderen in elk geval een populaire benaming. De Flou vindt maar liefst 41 vermeldingen terug.
Hoewel deze weg pas in 1880 wordt aangelegd en zijn naam krijgt (zie Leegstraat), is het gehucht waarnaar de straatnaam verwijst veel ouder. De vroegste vermelding, “Waterualla” (1180), vinden we terug in een oorkonde van graaf Filips van de Elzas. Vermoedelijk ontstaat het gehucht uit een vroegmiddeleeuwse nederzetting aan de Zeeweg en de Bourgognebeek en groeit het uit tot een transportknooppunt voor graan, hout en vis tussen het veldgebied en de in 1643 uitgegraven Bourgognevaart. De oorsprong van de naam is al lang het onderwerp van speculatie, maar waarschijnlijk verwijst ‘-valle’ of ‘-valla’ naar het Oudnederlandse woord ‘walla’, wat duidt op een kunstmatige ophoging, zoals een (verdedigings)wal of dijk.
Op 17 februari 1977 ontvangt burgemeester Dupon een schriftelijk verzoek om de straatnaam Oude Zeeweg te vervangen door Zeemeeuwstraat. Dit verzoek komt van de toenmalige zusters en lesgeefsters van de Engelschool, die verwijzen naar de schoolvlag waarop twee meeuwen en de zee zijn afgebeeld. De straat vormde vroeger, deels samen met de Oude Oostendeweg, de verbinding tussen Moerdijk en Kasteel Wijnendale.
De oudste straatnaam van Bekegem verwijst naar de historische weg die Oudenburg — vanaf het einde van de 2de eeuw een Romeins fort aan de rand van de toenmalige kustvlakte — via Aartrijke, Torhout, Kortrijk en Doornik verbond met het Romeinse wegenknooppunt in Bavay. De vroegst bekende vermelding van de Zeeweg dateert uit de 15de eeuw, waarin de weg ook wordt aangeduid als “Thoroutwegh” (1474). Soms wordt het historische karakter van de straatnaam benadrukt door de toevoeging ‘Den Ouden’ (1853). Rond de eeuwwisseling krijgt een stuk van de Zeeweg, van de Schipleedstraat tot voorbij de Boskapel, kortstondig de naam “Aertrijckestraat” (1901).
Oorspronkelijk diende deze weg als toegangsdreef van de Zeeweg naar een grote hofstede bij de kerk, nu Bevrijdingsweg 18. Bij de verkaveling van de aangrenzende gronden in de jaren 1950-1960 kreeg de straat de naam Kapellestraat, vermoedelijk verwijzend naar de kapel aan de Zeeweg in de buurt van de Watervalle en aan het oude begin van de dreef. Na de gemeentefusie werd de naam in 1977 veranderd naar Zilverstraat, om verwarring met de Kapelleweg in Eernegem te voorkomen. De reden voor de nieuwe naam is onbekend. Het is niet duidelijk of de naam geïnspireerd is op gelijknamige straten in Jabbeke of Brugge, of dat het verwijst naar de zilversparren in het bosje aan het einde van de straat.
De recente naamgeving, volgens de gemeenteraadsnotulen van 31 maart 1977, suggereert ten onrechte dat deze weg naar het zuiden loopt. In werkelijkheid loopt de weg echter naar het oosten, vanaf het kruispunt De Engel richting Aartrijke. Oorspronkelijk wordt ook door het gemeentebestuur gekozen voor Ooststraat, wat correct zou zijn, mocht de benaming vanuit Ichtegem gegeven worden. Echter is Eernegem na de fusie het administratieve hart van de gemeente, waardoor de naamgeving Zuidstraat vanuit dat oogpunt correct is. Het tracé van de weg, van de Katteburg tot Aartrijke, komt al voor op de kaart van Pieter Pourbus (1561-1571). Het maakt deel uit van de Ichtegemse geschiedenis en wordt in de kadastrale plannen van P.C. Popp (1842-1879) aangeduid als de “Dixmudschen herweg”.
Elisa Vermeersch (Ichtegem, 1880 – San Antonio, 1975), ook bekend als zuster Benitia, vind haar roots op ‘t Veld, in de huidige Hoefijzerstraat 15. Ze is de natuurlijke dochter van Maria Ludovica Jongbloet. Op 25 februari 1881 trouwt haar moeder met Jozef Vermeersch, waardoor Elisa officieel de familienaam Vermeersch krijgt. In 1890 emigreert het gezin naar Amerika, waar ze een boerderij runnen in Texas, nabij de stad Richmond. In 1893 overlijden haar ouders en komt Elisa terecht in een weeshuis. In 1899 treedt ze in bij de Sisters of Divine Providence in San Antonio, waar ze een jaar later de naam Sister Mary Benitia ontvangt. In 1930 sticht ze in Houston een nieuwe orde: de Missionary Catechists of Divine Providence. In 1935 richt ze haar eigen moederklooster op, het Providence Home. Ze gaat de geschiedenis in als ‘de Moeder der Armen’.
Alice Vereyck (Ichtegem, 1870 – Ichtegem, 1932), beter bekend als zuster Clara, trad op 20 juni 1890 in het klooster Sint-Vincentius à Paulo in Ichtegem en legde op 30 augustus 1892 haar eeuwige gelofte af. In 1904 breidde de Reigerschool uit en werd zuster Clara eerst lesgeefster en later schoolhoofd. Gedurende 28 jaar zette zij zich volledig in voor de bevolking. Na de Tweede Wereldoorlog besloot burgemeester Buysens de “Wynendaelecapelle” of Kapelhoek te hernoemen naar Zuster Clarastraat, ter ere van haar grote verdienste, vooral voor de bewoners van de Reigerwijk. De Zuster Clarastraat is, samen met de Ruidenbergstraat en de Steenstraat, een historische straat die teruggaat op een Romeinse heirbaan tussen Kassel en Aardenburg.
Downloads
- Downloaden